Een holdingvennootschap heeft twee deelnemingen waarin een belang van 100% wordt aangehouden. (Geconsolideerd zijn deze vennootschappen klein!)
Dochtervennootschap A betreft een beleggingsvennootschap waarin de panden gewaardeerd zijn tegen de actuele waarde. Als gevolg van deze waardering is er aan de passief zijde een herwaarderingsreserve van € 700.000 met bijbehorende latente belastingverplichting opgenomen.
In dochtervennootschap B staat een pensioenverplichting die gewaardeerd is tegen de fiscale waarde. Vanaf het boekjaar 2014 moet dochtervennootschap B het pensioen in eigen beheer wijzigen naar waarde economisch verkeer, hierdoor vindt er een materiële dotatie van € 500.000 aan de voorziening plaats waardoor het eigen vermogen van deze dochter negatief wordt. Om dit te voorkomen wordt gekozen om de jaarrekening op fiscale grondslag op te stellen.
Hoe verwerk ik deze deelnemingen in de holding?
Zoals gesteld is jaarrekening van A opgesteld tegen commerciële grondslag en de jaarrekening van B tegen fiscale grondslag.
Voor de waardering van deelnemingen dient deze deelneming gewaardeerd te worden tegen de grondslagen van holding (RJK B3-110). Hierbij bestaat dus de keuze om de jaarrekening van de holding op te stellen tegen de commerciële waarde of de holding stelt de jaarrekening op fiscale grondslag op.
Als de holding kiest om de jaarrekening op commerciële grondslagen op te stellen dan dient zij de waardering van deelneming B (op haar eigen balans) te herrekenen naar de commerciële waarde. Deze deelneming dient dan op € 1 gewaardeerd te worden, en moet er verder rekening gehouden worden met de mogelijke andere gevolgen van een negatieve deelneming. De jaarrekening van deelneming A is een ‘commerciële’ jaarrekening. Deelneming A dient dan tegen de netto-vermogenswaarde op de balans van de holding te worden gewaardeerd.
Als de holding ervoor kiest haar jaarrekening op te stellen tegen fiscale grondslag dan dient deelneming B tegen netto-vermogenswaarde gewaardeerd te worden op de balans van de holding. Voor deelneming A (die is opgesteld tegen ‘commerciële grondslag’) dient dan een herrekening van de waarde commercieel naar de waarde fiscale grondslag uitgevoerd te worden. Dit betekent een correctie van de herwaarderingen met (eventuele) bijbehorende latenties.
Conclusie
De holding kan haar eigen grondslag voor de jaarrekening kiezen, terwijl de deelnemingen voor hun eigen jaarrekeningen andere, hiervan afwijkende grondslagen kunnen kiezen. De moederholding moet dan wel de grondslagen van de deelnemingen aanpassen aan haar eigen grondslagen ten behoeve van de waardering van die deelnemingen op haar eigen balans. Zie hieronder RJ 214.307