Elke werkdag bereikbaar op 033 433 72 17
19 juni 2024 Scheiden

Scheiden: de partneralimentatie

Bekijk ook de andere artikelen in deze reeks!
Mariëtte Elling CFP® RES Financieel planner

Jouw klant heeft verteld dat hij gaat scheiden. Je wilt hem wat meer vertellen over partneralimentatie, maar hoe wordt deze bijdrage eigenlijk bepaald? 

Bij het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstaan over en weer rechten en plichten. Zo is in de wet bepaald: “Echtgenoten zijn elkander getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. Zij zijn verplicht elkander het nodige te verschaffen.”(1) Deze plicht tussen echtgenoten stopt niet automatisch nadat het huwelijk is ontbonden.

Ook na een scheiding blijft de plicht financieel voor elkaar te zorgen (tot op zekere hoogte) bestaan. In dit kader kan het recht op een bijdrage in het levensonderhoud van de ex-echtgenoot ontstaan, de partneralimentatie. Er moet dan sprake zijn van behoeftigheid. Behoeftig is iemand die onvoldoende eigen middelen heeft om in het eigen levensonderhoud te voorzien en deze middelen in redelijkheid ook niet kan verwerven. In dat geval wordt de grootte van de behoefte bepaald – wat (welk bedrag) de alimentatiegerechtigde nodig heeft om de kosten van zijn of haar levensonderhoud te kunnen dragen – en wordt bekeken of er voldoende draagkracht is bij de (aanstaande) alimentatieplichtige. Hierbij wordt, na aftrek van de noodzakelijk te maken kosten (waaronder ook een bijdrage kinderalimentatie), rekening gehouden met alles wat de alimentatieplichtige (rechtens en feitelijk) ter beschikking staat en wat deze redelijkerwijs in de naaste toekomst kan verwerven.

Hoogte

In de praktijk wordt voor de berekening van de hoogte van de partneralimentatie meestal aansluiting gezocht bij het ‘Rapport van de Expertgroep Alimentatienormen’ (het tremarapport). Dit rapport bevat normen en richtlijnen voor de invulling van de wettelijke begrippen draagkracht en behoefte bij het vaststellen van alimentatie. Het tremarapport is geen wet, rechters en partijen kunnen ervan afwijken. Een alimentatiebijdrage wordt, tenzij anders is overeengekomen, periodiek uitgekeerd en jaarlijks aan het prijspeil aangepast (geïndexeerd).

Tussen samenwoners bestaat geen wettelijke onderhoudsverplichting. Een dergelijke verplichting kan wel worden overeengekomen in een samenlevingsovereenkomst of in een overeenkomst bij beëindiging van de relatie.

Duur

De alimentatieplicht eindigt bij overlijden van de alimentatieplichtige of alimentatiegerechtigde, bij het verstrijken van de wettelijke of tussen partijen overeengekomen termijn en bij hertrouwen van de alimentatiegerechtigde (daaronder ook verstaan: het aangaan van een geregistreerd partnerschap of samenwonen als ware zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren). De duur van de alimentatieverplichting is sinds 2020 op grond van de wet de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Er zijn drie uitzonderingen en die hebben te maken met de leeftijd van de eventuele jonge kinderen (tot 12 jaar) uit het huwelijk of – in het geval sprake is van een langdurig huwelijk (minimaal 15 jaar) – de leeftijd van de alimentatiegerechtigde.

Zijn de afspraken over partneralimentatie gemaakt voor 1 januari 2020, dan geldt nog de oude wettekst. Daarin was bepaald dat de duur van de alimentatieverplichting maximaal twaalf jaar is, met één uitzondering: voor huwelijken die korter dan 5 jaar hebben geduurd én waarbij er uit dit huwelijk geen kinderen zijn geboren geldt een alimentatieduur van maximaal de huwelijksduur.

Voorbeeld

Anne en Patty zijn zes jaar getrouwd, hebben geen kinderen en besluiten op 1 september 2024 te scheiden. Als de rechter partneralimentatie vaststelt, heeft deze onder de huidige wet een maximale duur van drie jaar (onder de oude wet was dit twaalf jaar).

De afspraken over de partneralimentatie worden in een onderlinge overeenkomst (convenant) vastgelegd of vastgesteld door de rechter (beschikking). Zien partijen af van alimentatie dan kan een zogenoemd nihilbeding worden opgenomen.

Fiscaal

Bij de alimentatiegerechtigde is de ontvangen alimentatie belast in box 1 als belastbare periodieke uitkering of verstrekking die wordt ontvangen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting.(2) De alimentatieplichtige kan de betaalde partneralimentatie als persoonsgebonden aftrek in mindering brengen. (3) De belastingaftrek is voor hogere inkomens beperkt tot 36,97% (2024).

Partijen kunnen samen afspreken de alimentatie af te kopen (betaling ineens van alle toekomstige alimentatie). De afkoopsom is dan ineens belast bij de alimentatiegerechtigde. Voor de betaler is voor de aftrekbaarheid van belang dat de afkoopsom wordt betaald aan de gewezen echtgenoot (na formalisering van de scheiding) en dat de aftrek wordt geraakt door de hiervoor vermelde aftrekbeperking. Overigens kan de rechter geen afkoop van alimentatie opleggen. Wel kan deze de afspraak van partijen opnemen in de echtscheidingsbeschikking. De alimentatiegerechtigde heeft dan een executoriale titel waarmee de betaling van de afkoopsom kan worden afgedwongen.

Zoals hiervoor al aangegeven, zijn ongehuwde samenwoners wettelijk gezien geen alimentatie verschuldigd na het verbreken van hun relatie, maar kunnen zij dit wel schriftelijk overeenkomen. Als deze ontvangen bedragen ‘in rechte vorderbaar zijn en niet de tegenwaarde vormen voor een prestatie’, zijn deze als aangewezen periodieke uitkering (4) belast. De betaalde bedragen zijn aftrekbaar, als deze in rechte vorderbaar zijn én gebaseerd zijn op een ‘dringende morele verplichting’.(5) Dit geldt, in tegenstelling tot gehuwden en geregistreerde partners, overigens niet voor een afkoopsom alimentatie. Deze is wel belast bij de ontvanger, maar niet aftrekbaar bij de ex-partner die de afkoopsom betaalt.

Bijstandsverhaal

Als een ex-echtgenoot een bijstandsuitkering krijgt in de periode dat de andere ex-echtgenoot nog onderhoudsplichtig is, kan de gemeente (een gedeelte van) de bijstandsuitkering verhalen op deze ex-echtgenoot. De gemeente is bij het bijstandsverhaal niet gebonden aan de afspraken die de ex echtgenoten met elkaar hebben gemaakt over partneralimentatie. Wordt in een echtscheidingsconvenant opgenomen dat over en weer wordt afgezien van het recht op partneralimentatie, wordt een ‘lagere’ alimentatie overeengekomen of wordt de alimentatie afgekocht, dan mag de gemeente alsnog de uitkering verhalen bij de ex-echtgenoot. Overigens is het voor de gemeente niet verplicht de bijstandsuitkering te verhalen op de ex-partner, de gemeente mag zelf bepalen of zij van deze mogelijkheid gebruik maakt dan wel de uitkering op andere wijze financiert.

(1) Artikel 1:81 BW.

(2) Artikel 3.101 lid 1 onder b, Wet inkomstenbelasting 2001.

(3) Artikel 6.3 Wet inkomstenbelasting 2001. Aftrek vindt plaats op het inkomen in box 1. Als dit inkomen onvoldoende is, vermindert de resterende persoonsgebonden aftrek het inkomen in box 3 en daarna in box 2. Het inkomen wordt door de aftrek niet verder verminderd dan tot nihil.

(4) Artikel 3.101 lid 1 onder c, Wet inkomstenbelasting 2001.

(5) Artikel 6.3 lid 1 onder f, Wet inkomstenbelasting 2001. Zie ook brief Staatsecretaris Wiebes 24 juni 2015, BLKB2O14-1684.

Bovenstaande informatie hebben Mariëtte Elling, Fenna Maertens en Maartje Mathijsen eerder verwerkt in een artikel voor Vp-bulletin 2019/49. De tekst is waar nodig geactualiseerd.