Jouw klant heeft verteld dat zij gaat scheiden. Je wilt haar graag wat meer vertellen over het inkomen bij overlijden van een van beiden na de scheiding. Hoe werkt dit (bijzonder) partnerpensioen?
Recht op partnerpensioen
Komt een van beide partners tijdens het scheidingstraject te overlijden, dan ontstaat er voor de ander wellicht recht op een partnerpensioen. Vindt dit overlijden plaats nadat de scheiding een feit is, dan noemen we dit recht ook wel bijzonder partnerpensioen. Deze uitkering kan een belangrijke inkomstenbron vormen nadat de alimentatiestroom – door het overlijden van de ander – is beëindigd. Partnerpensioen is het pensioen dat wordt uitgekeerd aan de (ex-)partner, nadat degene die deelnam aan de pensioenregeling is overleden.
Het partnerpensioen is in basis levenslang. Net als bij het ouderdomspensioen, hebben we het hier over een door de werkgever bij een verzekeringsmaatschappij of in een regeling bij een beroeps- of bedrijfstakfonds toegezegd pensioen. In de Pensioenwet (PW) is bepaald dat de partner bij het beëindigen van de partnerrelatie aanspraak heeft op een partnerpensioen. Belangrijk is de woordkeuze ‘beëindigen van de partnerrelatie’, waardoor deze wettelijke regeling (anders dan die voor het ouderdomspensioen) ook geldt voor ongehuwde samenwoners die hun relatie verbreken. Hij geldt voor alle personen die voldoen aan het begrip ‘partner’ in de betreffende pensioenregeling. Overigens wordt de scheiding van tafel en bed voor het partnerpensioen niet als scheiding aangemerkt. Pas als daarna een ontbinding van het huwelijk plaatsvindt, is wel sprake van een scheiding volgens de PW. Tot die ontbinding is er nog een volledig partnerpensioen, net als toen partijen nog gewoon bij elkaar waren. Voor de dga die gehuwd is en die pensioen in eigen beheer heeft opgebouwd, is er een vergelijkbare regeling voor het partnerpensioen in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) opgenomen. Voor ongehuwde samenwonende dga’s is een dergelijke wettelijke regeling er niet.
Voorbeeld
We kijken naar een voorbeeld van Vera (40) en Hans (43). Stel dat in de pensioenregeling waaraan Vera deelneemt een partnerpensioen is toegezegd. Hans ontvangt na het overlijden van Vera, volgens het UPO (het uniform pensioenoverzicht), een partnerpensioen van €6.300 bruto per jaar. Dit is niet anders, als Vera tijdens het traject van de scheiding overlijdt. Komt Vera te overlijden na de scheiding, dan ligt het aan de regeling wat de hoogte is van dat recht. In de PW staat namelijk dat aanspraak bestaat op een partnerpensioen ter grootte van wat zou zijn opgebouwd als Vera op de scheidingsdatum uit dienst zou gaan.
Tegenwoordig is in veel regelingen opgenomen dat het partnerpensioen vervalt bij uitdiensttreding, het is op risico-basis verzekerd.(1) Is dat het geval in de regeling waaraan Vera deelneemt, dan heeft Hans wel aanspraak op een bijzonder partnerpensioen, maar is de hoogte van dat pensioen nihil. Vervolgens kijken we naar het pensioen van Hans. Hij heeft alleen voor zijn huwelijk met Vera partnerpensioen opgebouwd (€11.200). Voor dit pensioen is werkelijk een ‘spaarpot’ gevormd. Het voorhuwelijkse ouderdomspensioen blijft buiten de scheiding, maar het voor het huwelijk opgebouwde partnerpensioen niet. Volgens de wettelijke regeling gaat namelijk al het tot de echtscheidingsdatum opgebouwde partnerpensioen naar Vera. Als Hans na de scheiding overlijdt, ontvangt Vera dus een jaarlijks partnerpensioen van €11.200 bruto per jaar. Overigens wordt dit partnerpensioen wel gekort met eventuele aanspraken van een eerdere ex-partner.
Afwijkende afspraken
Net als de WVPS biedt de PW de mogelijkheid afwijkende afspraken te maken bij het aangaan van de partnerrelatie (in huwelijkse voorwaarden, partnerschapsvoorwaarden of een samenlevingsovereenkomst) of schriftelijk bij de scheiding. Een afwijkende afspraak is bijvoorbeeld conversie, waarbij ook het partnerpensioen wordt omgezet in een eigen pensioen voor de ander.
Wet pensioenverdeling bij scheiding
Het voorstel voor de ‘Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022’ is ingediend bij de Tweede Kamer. Verwachting is dat deze wet pas per 2028 wordt ingevoerd en dat tot die tijd een overbruggingsregeling gaat gelden. Deze wet heeft ook gevolgen voor het partnerpensioen. Net als bij het ouderdomspensioen gaat de partner aanspraak maken op 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde partnerpensioen (in plaats van nu 100%). Bij de standaard regeling in de nieuwe wet wordt dit partnerpensioen automatisch omgezet in een eigen pensioen voor de ander. Het volledige door Hans opgebouwde partnerpensioen van €11.200 wordt dan omgezet in een eigen ouderdomspensioen voor Vera. Wil zij dat niet, dan moet Vera dit (zonder dat zij Hans daarvoor nodig heeft) binnen 6 maanden na de scheiding bij de pensioenuitvoerder melden. De pensioenuitvoerder is verplicht hieraan mee te werken.
(1) Het partnerpensioen is dan alleen verzekerd als het overlijden plaatsvindt tijdens de deelname aan de regeling. Er is geen ‘spaarpot’ gevormd. Bij een uitdiensttreding vervalt het partnerpensioen.
Bovenstaande informatie hebben Mariëtte Elling, Fenna Maertens en Maartje Mathijsen eerder verwerkt in een artikel voor Vp-bulletin 2019/49. De tekst is waar nodig geactualiseerd.