De Tweede Kamer heeft het Belastingplan 2026 aangenomen. Daarbij zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel op Prinsjesdag 2025. Het pakket is dus niet ongewijzigd doorgekomen: diverse amendementen hebben directe gevolgen voor ondernemers, dga’s en particulieren. De Eerste Kamer moet nog stemmen, maar het is verstandig om nu al stil te staan bij de belangrijkste aanpassingen.
Geen extra lastenverzwaring box 3
De eerder aangekondigde verhoging van het forfaitaire rendement en verlaging van het heffingsvrije vermogen gaan niet door. Voor 2026 blijft het forfaitair rendement voor overige bezittingen 6%, terwijl het heffingsvrije vermogen € 59.357 bedraagt (partners: € 118.714). Dit geeft spaarders en beleggers iets meer lucht dan verwacht.
Eigen woning: Wet Hillen sneller afgebouwd
De aftrek voor ‘geen of geringe eigenwoningschuld’ wordt sneller afgebouwd: met 4,8% per jaar in plaats van 3,33%. In 2026 resteert nog 71,82% van het verschil tussen eigenwoningforfait en hypotheekrenteaftrek. Dit raakt vooral oudere huiseigenaren die hun hypotheek grotendeels hebben afgelost.
Bijtelling elektrische auto
De verhoging van de bijtelling voor elektrische auto’s van de zaak is uitgesteld naar 2028. Dat betekent dat in 2026 en 2027 nog steeds een verlaagd tarief geldt: 18% in 2026 en 20% in 2027, beide over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde. Vanaf 2028 geldt 22% over de volledige waarde.
Deze percentages blijven gedurende 60 maanden vanaf de eerste toelating van kracht. De dekking komt uit een aanpassing van de youngtimerregeling: vanaf 2026 geldt deze pas bij een leeftijd van 16 jaar, en vanaf 2027 zelfs 25 jaar.
Beperking EIA en MIA
Vanaf 2026 mogen de energie- en milieu-investeringsaftrek niet meer leiden tot een verlies uit onderneming. Dit voorkomt dat ondernemers door deze regelingen onder de streep negatief uitkomen.
Lucratief belang: uitstel van de multipliermaatregel
Een opvallende wijziging is het uitstel van de strengere heffing op lucratief belang. Het oorspronkelijke plan was om voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang zwaarder te belasten via een multiplier in box 2, waardoor het effectieve tarief kon oplopen tot 36%.
Deze maatregel gaat nu niet per 2026 in, maar is uitgesteld tot 1 januari 2028. Voor dga’s en investeerders in managementparticipaties betekent dit dat zij voorlopig nog onder het huidige regime vallen. De dekking voor dit uitstel wordt gevonden in een kleine verhoging van de Aof-premie in 2026 en 2027.
BOR en DSR blijven grotendeels intact
De eerder voorgestelde versobering van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR) – zoals de beperking tot gewone aandelen met een belang van minimaal 5% – gaat niet door.
Ook plannen om de regeling juist te verruimen zijn geschrapt. Het gaat om de familietoets, waarmee gezamenlijke belangen in box 3 konden kwalificeren, en de verwateringsregeling. Die laatste zou kleine indirecte belangen onder de BOR brengen, bijvoorbeeld wanneer een belang door tussenliggende vennootschappen onder 0,5% zakt. Door het schrappen van deze verruiming blijven alleen substantiële belangen in aanmerking komen.
Overige wijzigingen
Daarnaast zijn er kleinere aanpassingen, zoals een lichte verhoging van de brandstofaccijnzen per 2026 en een nota van wijziging die overgangsrecht voor fondsen en de WBSO-schijfgrens regelt. Ook is besloten om vanaf 2030 een apart tarief voor privéjets in de vliegbelasting in te voeren.
Tot slot
De Tweede Kamer heeft het pakket aangenomen, maar de Eerste Kamer moet nog stemmen. Er kunnen dus nog wijzigingen volgen voordat de plannen definitief zijn. Heb je vragen of wil je weten wat dit voor jouw praktijk betekent? Neem gerust contact op met ons fiscale team.
Hulp nodig?
Het team Fiscaal helpt je graag!
Stuur een mail aan fiscaal@auxiliumadviesgroep.nl.
