Een accountantskantoor in Rotterdam vervangt een arbeidsongeschikte werkneemster tijdens haar ziekte. Als zij herstelt is, weigert de werkgever de werkneemster te laten terugkeren naar haar eigen functie. Volgens de werkgever is dat omdat er een vervanger is aangenomen en terugkeer van de werkneemster daarom niet efficiënt zou zijn. Ondanks het deskundigenbericht van het UWV dat de werkgever de re-integratieverplichtingen onvoldoende is nagekomen, blijft de werkgever volharden in het standpunt. De werkgever doet niets om de arbeidsverhouding, die onder druk is komen te staan, te herstellen. Integendeel, de directeur van de werkgever voert op intimiderende wijze gesprekken met werkneemster. Hierdoor is de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord geraakt en daarom heeft de werkneemster zich opnieuw ziek moeten melden. Het Hof is van oordeel dat de opzegging wegens twee jaar ziekte het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever en kent daarom aan werkneemster een billijke vergoeding van € 30.000 toe.
Alhoewel de Kantonrechter geen billijke vergoeding toekent, maar alleen een reguliere eindafrekening, is het Hof van oordeel dat de opzegging door de werkgever na twee jaar arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever. De eis van de werkneemster om de werkgever te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding van € 283.804,05 wordt afgewezen.