Deelnemingen die een onderdeel zijn van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting moeten in een jaarrekening op fiscale grondslag worden gewaardeerd tegen de netto-vermogenswaarde (RJK D.3.1.202 en RJK D.3.2.202). Vanaf het boekjaar 2018 komt hier een belangrijke aanvulling op! In de RJk is opgenomen: “Bij een negatieve deelneming in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting wordt, vanwege het feit dat het nettobedrag van de activa en verplichtingen negatief is, op grond van de doelstelling om aan te sluiten op de fiscale waardering, dit bedrag als passiefpost opgenomen, ongeacht het bestaan van een verplichting tot aanzuivering van dit tekort”.
De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft hiertoe besloten. Dit is een opvallende keuze van de Raad. Overigens geeft de Raad niet aan onder welke passiefpost deze rubricering valt. Een voorziening lijkt het meest voor de hand liggen. Maar welke toelichting past daarbij? Ook ten aanzien van de verwerking van het (totale) verlies van de deelneming is niets bepaald. Concreet betekent dit dat de holding in de resultatenrekening het hele verlies van de deelneming moet vermelden. Dus ongeacht het feit of de holding (juridisch) kan worden aangesproken voor dit verlies. Het eigen vermogen – ofwel het uitkeerbare vermogen – daalt hierdoor. De Raad vindt de cijfermatige aansluiting op de fiscale waardering blijkbaar belangrijker dan het inzicht voor de gebruikers van de jaarrekening. Veel rechtspersonen zullen daarom de jaarrekening weer opstellen op commerciële grondslag. Hierbij geldt deze verplichting namelijk niet.
John Weerdenburg heeft een artikel voor Accountant geschreven over deze keuzemogelijkheid bij het opstellen van de jaarrekening en de haken en ogen die hierbij komen kijken. Wilt u het artikel lezen? Klik hier.