De netto-omzet is naast een aparte post in de jaarrekening ook één van de drie criteria bij het bepalen van de grootte van de onderneming. Het is dus zaak goed vast te stellen wat de netto-omzet is. Bij veel bedrijven is het duidelijk welk deel van de opbrengsten onder de netto-omzet vallen en welke zaken onder overige bedrijfsopbrengsten en/of financiële baten en lasten vallen.
Bij sommige bedrijven is dat echter lastiger om vast te stellen. Met name de ondernemingen die niet als productie-, handels- of dienstverleningsbedrijf zijn te kenmerken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan pensioenvennootschappen en beleggingsvennootschappen. In deze gevallen biedt RJ 270.201 een duidelijk handvat. In de richtlijn staat onder andere:
”Indien renteopbrengsten voortvloeien uit activiteiten die kenmerkend zijn voor het bedrijf van een rechtspersoon, vormen zij bestanddeel van de netto-omzet. Dividendopbrengsten vormen een bestanddeel van de netto-omzet indien zij onderdeel uitmaken van de beleggingsopbrengsten, en beleggingsopbrengsten kenmerkend zijn voor het bedrijf van de rechtspersoon. Voorbeelden zijn: pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en beleggingsinstellingen.”
Met andere woorden, de doelstelling of beter nog de feitelijke activiteiten van de onderneming bepalen of opbrengsten onder de netto-omzet vallen.