Wordt de Vennootschap onder Firma gelijk gesteld aan een dochtermaatschappij?
Zijn er situaties denkbaar waarbij een besloten vennootschap – die een minderheidsbelang in een v.o.f. heeft – een wettelijke reserve moet vormen voor haar aandeel in het kapitaal in die v.o.f.?
Antwoord
In artikel 2:24a-2 BW staat het volgende:
Met een dochtermaatschappij wordt gelijk gesteld een onder eigen naam optredende vennootschap waarin de rechtspersoon of een of meer dochtermaatschappijen als vennoot volledig jegens schuldeisers aansprakelijk is voor de schulden.
In dit artikel wordt de Vennootschap onder Firma gelijk gesteld aan een dochtermaatschappij. Dat leidt ertoe dat ook de bepalingen rond dochtermaatschappijen en deelnemingen gelden, waaronder artikel 2:389 BW. In dit artikel is beschreven staat wanneer een wettelijke reserve gevormd moet worden.
Een bepaling in een VOF contract kan een reden zijn om een wettelijke reserve voor de positieve resultaten te vormen. Maar een wettelijke reserve kan ook nodig zijn als er andere redenen zijn om geen uitkering te kunnen bewerkstelligen, bijvoorbeeld omdat de liquiditeit niet voldoende is terwijl de solvabiliteit wel goed is. Of vanwege contractuele afspraken met derde partijen.
Indien deze contractuele en/of andere beperkingen er niet zijn (en haar kapitaal dus vrij opneembaar is) hoeft zij geen wettelijke reserve te vormen.