De huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de inkomstenbelasting en voor de schenk- en erfbelasting zijn normaal gesproken niet van toepassing op preferente aandelen. Er geldt een uitzondering voor zogenaamde kwalificerende preferente aandelen. Daarvan is sprake als gewone aandelen worden omgezet in preferente aandelen, waarbij ook gewone aandelen worden uitgegeven aan een ander, de beoogd bedrijfsopvolger. Het is dan in feite een gefaseerde bedrijfsopvolging. Voor deze preferente aandelen gelden wel de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (als aan alle overige voorwaarden wordt voldaan). De wet kent momenteel geen definitie van een preferent aandeel. Wel heeft de Belastingdienst een kennisgroepstandpunt over dit onderwerp gepubliceerd.
Preferente aandelen
In het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 wordt een definitie voor preferente aandelen voorgesteld. Deze definitie is (vrij vertaald): aandelen, die voorrang hebben ten aanzien van de winstverdeling of liquidatieopbrengsten. De wetgever ziet deze aandelen eerder als vreemd vermogen, dan als eigen vermogen.
Op vreemd vermogen zouden de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten niet van toepassing zijn. Er zijn ook aandelen die zowel kenmerken hebben van preferente aandelen, alsook van gewone aandelen. Deze aandelen worden in de nota van wijziging aangeduid als ‘hybride aandelen’.
Hybride aandelen
Voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten moeten deze hybride aandelen worden gesplitst in een preferent deel (geen bedrijfsopvolgingsfaciliteiten) en een niet-preferent deel (wel bedrijfsopvolgingsfaciliteiten). De huidige uitzondering voor kwalificerende preferente aandelen blijft bestaan.
Voorbeeld 1
BV X kent € 100.000 aandelen A en € 100.000 aandelen B. De winstreserve A is € 400.000 en de winstreserve B is ook € 400.000. In de statuten van BV X is bepaald dat bij de winstverdeling eerst 4% over het saldo van de winstreserves wordt vergoed. Er zijn in dit voorbeeld geen aandelen, die voorrang kennen ten aanzien van de winstverdeling. De aandelen A en aandelen B worden daarom aangemerkt als niet-preferent. In beginsel zijn hierop dus de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van toepassing, als ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan.
Voorbeeld 2
Stel dat BV X vervolgens € 300.000 uitkeert op de winstreserve A en € 0 op de winstreserve B. Hierdoor worden de aandelen B voor € 300.000 preferent. Door uitkering van dividend op de aandelen A kwalificeren de aandelen B dus deels niet meer voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten!
De switch van niet-preferent naar preferent heeft ook gevolgen voor de bezitstermijn. De bezitstermijn voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten begint pas te lopen als geen sprake meer is van een preferent aandeel. Deze bezitstermijn is niet alleen van toepassing bij het schenken van aandelen, maar ook bij vererving van aandelen.
Voorbeeld 3
Stel dat BV X een volgend jaar € 300.000 uitkeert op winstreserve B en € 0 op winstreserve A. De aandelen B verschieten dan weer van preferent naar niet-preferent. Voor de aandelen B begint nu een nieuwe bezitstermijn te lopen. Voor de aandelen A hebben de winstuitkeringen geen gevolgen voor de bestaande bezitstermijn.
Ons advies
Het voorstel is, om deze nieuwe regels toe te passen op schenking en vererving op of na 1 januari 2026. Wij adviseren om situaties, waarin mogelijk sprake is van hybride aandelen vóór 1 januari 2026 te beoordelen op dit punt. Eventueel moeten de statuten worden aangepast om te zorgen dat geen sprake meer is van hybride aandelen.
Hulp nodig?
We helpen je graag! Stuur een mail aan fiscaal@auxiliumadviesgroep.nl.