Elke werkdag bereikbaar op 033 433 72 17
10 mei 2023 Nieuws

Rekenrente blijft 4% voor fiscale voorziening oudedagsvoorziening in bv

Mariëtte Elling CFP® RES Financieel planner

Inmiddels is het een bekend fenomeen. In het jaar waarin het opgerente kapitaal voor lijfrente, stamrecht of een pensioen wordt omgerekend naar uitkeringen, is er vrijval in de winst van de bv. Zonder verrekenbare verliezen betekent dit een heffing vennootschapsbelasting en dus een aanslag op de liquiditeit. Gevolg kan zijn dat er te weinig vermogen in de bv achterblijft om de gehele lijfrente-, stamrecht- of pensioenverplichting na te komen.

Hoe zit het ook alweer?

De vrijval in het jaar waarin de uitkeringen starten, wordt veroorzaakt door verschillende rekenregels. Enerzijds de bepaling van de uitkeringen en anderzijds de fiscale waarde voor de heffing vennootschapsbelasting. Het berekenen van de uitkering gebeurt met de actuele rente, dat momenteel leidt tot relatief lage uitkeringen. De fiscale waarde van deze uitkeringen moet worden berekend met een rente van 4%. Gevolg is een lage fiscale waarde en daardoor een vrijval van een deel van de voorziening in de winst van de bv.

De (fiscale) waardering van een pensioen- en gelijksoortige verplichting moet op grond van de wet gebeuren met een rekenrente van minstens 4% (art. 3.29 Wet IB 2001 / art. 8 lid 1 Wet Vpb). De Hoge Raad kwam in drie recente uitspraken niet tot een ander oordeel. Ondanks dat sprake is van belastingheffing over niet gerealiseerde winst, en het indruist tegen het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel.

Een cijfervoorbeeld

Stel een vrouw (66 jaar) heeft in 2008 een ontslagvergoeding ontvangen van €350.000. Ze heeft die gebruikt voor een stamrecht bij haar eigen bv. Door oprenting is de verplichting van de bv €725.000 bij aanvang van de uitkeringen op 1 mei 2023. De stamrechtuitkeringen zijn €42.000 bruto per jaar en worden uitgekeerd zolang de vrouw leeft. Bij de berekening van de uitkering is een commerciële rente van 3,14% gehanteerd.

De fiscale voorziening op basis van een rekenrente van 4% is dan per ultimo 2023 €630.000. Al met al een vrijval van afgerond €70.000, rekening houdend met de uitkeringen in 2023. Zonder verrekenbare verliezen moet de bv minimaal €13.300 (19%) vennootschapsbelasting betalen.

Als de bv op 1 mei 2023 precies voldoende activa had om aan de stamrechtverplichting te voldoen, dan is er door de belastingbetaling een tekort ontstaan van (minimaal) €13.300.

Adviespraktijk

Gelukkig is de rente de laatste tijd gestegen en is het verschil met 4%, en daardoor de vrijval, minder groot. Er zijn mogelijkheden om de vrijval nog verder te beperken of zelfs te voorkomen. Bijvoorbeeld door de looptijd van de uitkeringen zo kort mogelijk te houden. Of de verplichting op tijd af te storten naar een professionele uitvoerder. Om te kunnen voorsorteren is het belangrijk vroeg met de advisering over de oudedagsvoorzieningen (in de bv) te starten.